Een auto rijdt op een zonnige dag met een rustig gangetje door het Nederlandse landschap. Twee verse banen beton, gesplitst door een grasstrook, slingeren naar de horizon. Een molen aan een kanaal tekent zich af tegen een oud-Hollandse wolkenlucht. Langs de weg bij een verkeersbord staan een paar mensen, iemand anders kijkt uit over de met hooibergen gestipte wei. Het is een idyllisch tafereel, een twintigste-eeuwse Ruysdael, dat ons doet denken aan bermtoerisme, autostranden en fijn een dagje rijden met het hele gezin op zondag. Toen in de jaren vijftig flink wat mensen auto's begonnen aan te schaffen, was de snelweg die keihard door het maagdelijke land sneed om twee steden te verbinden, waarschijnlijk de beste manier om iets van het landschap te zien en eigenlijk is dat nog steeds zo; vanaf de weg heb je het beste uitzicht op de oude en nieuwe Nederlandse landschappen.
Natuurlijk is de snelweg zelf ook een van die landschappen. De pastorale betonbanen zijn uitgegroeid tot een efficiënte verkeersmachine, een uiterst gecontroleerde omgeving. De individuele auto's worden geleid door een uitgekiend systeem van vangrails, witte strepen, stoplichten en electronische fileborden, die verkeersdoden en economisch verlies voorkomen. De wegen zelf, met hun viaducten, ingewikkelde knooppunten en flyovers zijn - vanaf de weg soms en vanuit de lucht altijd - indrukwekkende sculpturen. De automobilist ondergaat de 'vrijwillige dressuur' bijna zonder na te denken; zijn enige rebellie bestaat uit het oprekken van de maximumsnelheid.
Veel mensen houden van hun auto en ze hebben de snelwegromantiek ontdekt die in Amerika heeft geleid tot een echte culture of mobility, die zijn sporen heeft achtergelaten in de literatuur, de beeldende kunst en de film. Maar een Nederlandse Jack Kerouac is nog niet opgestaan en het Amerikaanse plezier van het cruisen of de droom van de roadmovie - eindeloos rijden door de donkere nacht met radiomuziek en een sigaret als metgezel - zijn in Nederland ver te zoeken. Onze culture of mobility bestaat uit files en druk verkeer. De architect Rem Koolhaas merkte daarover op: "Nederland heeft geen grote afstanden, daarom doen ze er maar extra lang over". Het idyllische samenzijn met de familie in de berm langs de snelweg is geen begerenswaardig tijdverdrijf meer. Daarvoor in de plaats is het efficiente comfort gekomen van airconditioning, geluidsinstallatie en autotelefoon. Wij hebben geen road movies of route 66, maar wel de hoogste autodichtheid ter wereld. Dat werd me nog eens duidelijk toen ik na een recent verblijf in Azië, waar we ons hadden vergaapt aan de verkeerschaos in tal van steden, op de terugweg van Schiphol naar Rotterdam twee uur vaststond in de vaderlandse maandagochtendspits. Daar kan geen Kuala Lumpur tegen op.
Hoever het systeem van de snelweg zich uitstrekt buiten het asfalt is eigenlijk alleen vanuit de lucht te zien. Dan blijkt dat bij de weg eerst een talud hoort en dan een sloot en dat het geluid en de stank van de auto's een niemandsland van enkele honderden meters veroorzaken, waar niemand mag wonen. Dit is een omgeving die niet ontworpen is, maar volledig gedicteerd wordt door regels en (hinder)wetgeving. Daarom zijn er sportvelden, autosloperijen, volkstuintjes, clubhuizen en vind je er alles wat rommelig of tijdelijk is.
Dat is niet overal zo: bij afritten en belangrijke knooppunten vind je geen armlastige, ongeplande restgebieden langs de snelweg. Hier worden juist steeds meer glimmende schoongepoetste kantoren en bedrijven aangetrokken door het voorbijrazende verkeer. Op de zichtlocaties staan hun parmantige architectuurtjes uitgestald langs de weg, het ene door de Welstandscommissie goedgekeurde bedrijfspark na het andere. Deze omgeving heeft niets van de pragmatische esthetiek van de snelweg. Pragmatisch is niet goed genoeg voor een bedrijfspark, hier vinden we gebouwen waar over nagedacht is, zorgvuldig aangelegde perken en parkjes, wegen met stoepen en borden, alles is af. Zo bekeken is het Nederlandse landschap inderdaad een 'aangeharkte kantoortuin' zoals fotograaf/schrijver Hans Aarsman bits opmerkte nadat hij maandenlang on the road was geweest in Nederland op zoek naar typisch 'Hollandse taferelen'. Ondanks zijn weerzin - eigenlijk is Aarsman een verstokte Amsterdamse romanticus - laten zijn foto's en zijn dagboek juist zien hoe surrealistisch de alledaagse werkelijkheid kan zijn, zelfs in een bedrijfspark. Dan is het precies de onwezenlijke netheid en orde zonder de aanwezigheid van menselijke activiteiten die de kern uitmaken van dit landschap. Mensen komen 's ochtens met de auto, parkeren, gaan naar binnen en komen om vijf uur 's middags weer naar buiten om met de auto naar hun huis in een buitenwijk te rijden.
Er zijn maar weinigen mensen die dit landschap niet als eentonig en saai ervaren en die ontkomen aan nostalgie over wat er allemaal verdwijnt in het kielzog van de snelwegen: het ongerepte landschap, de pittoreske dorpen, het ongeplande waar de tijd niet 120 km per uur gaat.
Een van die zeldzame liefhebbers die vol overgave de komst van die nieuwe stedelijkheid toejuicht is de Engelse schrijver J.G. Ballard, bekend van de verfilmde boeken Empire of the Sun en Crash. Enkele jaren geleden beschreef hij opgelucht hoe het slaperige stadje op het Engelse platteland, waar hij al 35 jaar woont, omgeturnd is tot een voorstad van vliegveld Heathrow, met alle zesbaanswegen, kantoren en industrie die daarbij horen: "Voor mij is dit tussen-stedelijke landschap van marina's, onderzoekslaboratoria, supermarkten en industrieparken het meest hoopvolle gezicht van Groot-Brittannië aan het eind van de eeuw. Behalve in de kleurgecoordineerde wandelingen van Natuurmonumenten, is het platteland zoals we dat kenden niet veel meer dan een bijproduct van de agragrische industrie. We wonen in de TV-buitenwijken, tussen de videotheken, de afhaalshops en de snelheidscontroles van politiecamera's en we moeten er maar het beste van maken, want er is niets anders."
De situatie die hij beschrijft bestaat ook in het grootste deel van Nederland - zelfs in een groot deel van de wereld. En hoewel het jammer is dat veel van die terreinen overgeorganiseerd en overontworpen zijn, zie je ook landschappen van een sublieme schoonheid, waar het onwezenlijke van Hans Aarsmans foto's tot in het extreme is overdreven. Een weg dwars door een weiland waarin een glanzende witte computerfabriek staat; een autoshowroom 's avonds langs de kant van de weg in een stralend wit licht waarin de auto's drie hoog staan opgetast.
Zonder twijfel is deze gladde en anonieme sfeer kenmerkend voor de nieuwe (stads)landschappen die om ons heen ontstaan. Zo'n onwezenlijke omgeving is onbegrijpelijk wanneer we die afzetten tegen het beeld van de (historische) stad die we zo goed kennen; die ons vertrouwd is, niet alleen uit eigen ervaring, maar ook uit talloze beroemde werken uit de film en de literatuur, die de stad als decor of als onderwerp hadden. Daarentegen zijn er niet veel schrijvers die de nieuwe omgevingen van de periferie, de snelweg of de haven tot hun bewustzijn hebben laten doordringen. Kennelijk spreekt het niet tot de verbeelding. Zoals Ballard zich met een mengeling van fatalisme en enthousiasme overgeeft aan de nieuwste onstuitbare ontwikkelingen, zo is ook in Nederland een schone taak weggelegd voor degene die deze nieuwe onbeminde landschappen weet te exploreren.