Brave New Office Building

article by Michelle Provoost
Het Tomadohuis van Huig Maaskant
1 January 2002

Als een theatraal gevaarte staat het Tomadohuis aan de rand van de oude Dordtse binnenstad, met een harde minimalistische vormgeving die zich niets van zijn omgeving aantrekt. Stroken beton en glas, samengebald in een kubus, met als enige verzachting een lichtronde uitstulping van het beton en een kleurig kunstwerk. Maar ook die elementen zijn onrustbarend groot en zwaar, abstract en imponerend. Dit kantoorgebouw, ontworpen in 1958, is geconstrueerd als een 'zelfdragende autocarosserie'. De constructie moest werken als het blikken omhulsel van een auto, dat zelfstandig één geheel vormt zonder tussensteunpunten en vervolgens op het chassis en de wielen wordt gezet.

Het concern
De vooruitstrevende vormgeving en de hoge mate van functionaliteit van het gebouw stonden symbool voor de moderniteit van het Tomadoconcern, dat haar populariteit dankte aan de aantrekkingskracht van de 'draadplastieken' die zij produceerde. In de tijd dat marmeren schoorsteenmantels massaal uitgebroken werden, verlaagde plafonds het versierde stucwerk aan het oog onttrokken en massieve eiken bankstellen het summum van ouderwetsheid waren, stond het lichte draadwerk van Tomado symbool voor de moderne tijd. Samen met de rotanstoelen, de driepotige tafeltjes en al die andere efemere producten van het jaren vijftig-design vormden de Tomado-rekjes, wellicht het bekendste product van Tomado, een vast onderdeel van de moderne huiskamer. De bouwpakketjes van metalen hangers en blikken plankjes waren met een oneindige variëteit van systeemelementen uit te breiden tot een volledige muur met planken, deurtjes, bureaubladen, kleerhangers en boekensteunen. Zo ontstond de lichtst mogelijke kast, opgehangen aan wat spijkers; transparant en verstelbaar, een modulair systeem waarin alle onderdelen moeiteloos met elkaar te combineren vielen. De kleuren waren veelal rood, blauw en geel met zwart metalen hangers zodat een drie-dimensionale design-Mondriaan aan de muur ontstond; een voorbeeld van de moeiteloze popularisering van het Stijl-vocabulaire na de oorlog.

In de keuken was Tomado de Nederlandse equivalent van het Amerikaanse Tupperware. De catalogus bood een eindeloos assortiment aan van handige rekjes en opbergdingen, gadgets gemaakt van metaaldraad. Tomado maakte allerlei soorten inmiddels al in onbruik geraakt keukengerei zoals flessenuitlikkers, bordenrekjes met drie etages, aardappelkorven, sponzenknijpers, kachelhaakjes, stampers en onderzetters.
Tomado begon aan de industriële massaproductie van de allergewoonste huishoudelijke producten in een tijd dat mensen meer geld kregen om te besteden aan het huishouden. Door de modieusheid van het lichte draadwerk in het tijdperk van de Atoomstijl wist Tomado een enorme populariteit te verkrijgen en groeide het concern in de jaren vijftig razendsnel. "Wat we willen tegenwoordig, nu we ook al vliegen kunnen, is stevigheid en lichtheid in een ding verenigd. Tomado heeft dat klaargespeeld."1 Het geheim van het succes lag niet in de uitvinding van nieuwe artikelen, want over het algemeen produceerde Tomado bestaande huishoudelijke attributen. Het waren handige hebbedingetjes, die niet alleen functioneel waren en van goede degelijke kwaliteit, maar die ook een aantrekkelijke vorm hadden. Ze mochten dan industrieel geproduceerd zijn, toch zagen ze er sierlijk uit; ze dienden dan wel om het saaie huishouden te doen, maar ze leken te zeggen dat de huisvrouw "er ook nog wel wat leuks bij wou beleven, bij al die nuttigheid."2 Tomado was net zo praktisch als de Frankfurter Küche, het boegbeeld van practisch huishouden van het vooroorlogse modernisme, maar dan leuk om te zien. "Het is vreemd, maar de waardering van de huisvrouw - dat warme plekje in haar hart - miskent of heeft lak aan het feit dat Tomado een millioenenbedrijf is, met een enorme export naar vele landen, met een internationale vermaardheid. Voor haar is en blijft het een gezellig winkeltje met een knus werkplaatsje. Geen efficiency kan teniet doen wat bereikt is: de plezierige feestelijkheid die aan de naam Tomado verbonden is"3.

Het concern stond onder leiding van de gebroeders Van der Togt, die in de jaren twintig Van der Togt's Massa-artikelen Dordrecht hadden opgericht, een aan grootheidswaanzin grenzende naam voor een zolderbedrijfje dat aanvankelijk alleen uit koperdraad gebogen behangselhaakjes maakte (om foto's op te hangen aan het behang). Toen het bedrijf begon te lopen opende het een fabriek voor de produktie van industriële en huishoudelijke artikelen. In 1953 was de capaciteit alweer te klein geworden en besloot Van der Togt tot de bouw van een nieuwe fabriek, uitsluitend bestemd voor de productie van huishoudelijke artikelen - de hits van Tomado - zoals droogrekken, zeven, afdruiprekken, patatsnijders en gootsteenroosters. Hij vond een locatie in Etten-Leur en vroeg Maaskant het ontwerp voor de fabriek te maken, waarmee deze internationaal naam wist te maken als industrie-architect.
Jan van der Togt, Maaskants opdrachtgever, speelde een grote - zoals Maaskant zegt 'bezielende' - rol in de totstandkoming van de fabriek en in de volgende projecten die Maaskant vrijwel gelijktijdig van hem opgedragen kreeg: de Tozindo-fabriek (1959-1961) en het Tomado-hoofdkantoor, beide in Dordrecht. Van der Togt was een self-made-man met een afkomst uit het arbeidersmilieu en een carrière naar Amerikaanse stijl, die aan den lijve had ondervonden 'die niet werkt die zal niet eten'. Maaskant noemde hem een "perfectionist met een rotsvast vertrouwen in de moderne techniek en moderne materialen. Voor hem zou zijn kantoorgebouw met een constructie van b.v. geverfd beton net zo ondenkbaar zijn als een chirurg op geverfde klompen."4 Van der Togt was even oud als Maaskant en ze werden hele goede vrienden. Zo ontstond het Tomadokantoor uit een gedeelde opvatting over architectuur en maatschappij, waarbij de architect een architectonische interpretatie gaf van de inzichten in de bedrijfs- en sociale structuur van de principaal. Maaskant roemde Van der Togt vanwege de vrijheden die hij hem gaf en de inspirerende rol die hij speelde, en vond in hem zijn ideale opdrachtgever.

Met zijn gebouw als een 'zelfdragende autocarrosserie' ging Maaskant voorbij aan de standaardbouwwijze voor kantoren van dat moment, namelijk een betonskelet omhuld door een vliesgevel. De Amerikaanse kantoren, waar de Nederlandse architecten zich massaal door lieten inspireren, volgden bijna zonder uitzondering het modernistische ideaal van transparantie mogelijk gemaakt door de curtain wall. Het Tomadokantoor is het tegenovergestelde van een transparant volume, het heeft een grote massa en veel zwaarte, zodat het gebouw -in Maaskants woorden- 'accumulatievermogen' krijgt: kritische massa. De krachten en het gewicht van het gebouw zijn geconcentreerd in de massieve gevelbalken die het beeld van de architectuur bepalen. Er bestaat geen scheiding tussen gevel en constructie: de gevel is de constructie. De verzamelde massa van de kantoorverdiepingen is vervolgens op 'het chassis en de wielen' gezet, in dit geval slechts bestaand uit twee kolossale schijfkolommen. De vliesgevel omschreef Maaskant als iets tegennatuurlijks in Nederland: "Wij suggereren met onze moderne glaspaleizen, hoe boeiend en dwingend van opzet zij ook zijn, een contact met de natuur dat er in werkelijkheid geheel niet is. Men moet om deze gebouwen bewoonbaar te maken ze van zware airconditioningsinstallaties voorzien en de ramen dichthouden. Wat wij in ons klimaat in een kantoorgebouw zoeken is niet zitten in, maar bescherming tegen de natuur en een goed visueel contact met de buitenwereld."5

Het principe van de zelfdragende carosserie lijkt een simpel idee, maar was toch experimenteel en in zijn uitwerking bijzonder ingewikkeldTwee schijfvormige kolommen van 12 meter breedte doorsteken het gebouw , van het plein tot de kantine op de bovenste verdieping. Daarop liggen zowel de balken, eindigend in de gevelelementen, als de vloerdelen. De gehele constructie is tot een monolithisch geheel zonder tussensteunpunten gemaakt, resulterend in geheel vrij indeelbare kantoorvloeren, die aan weerskanten 6 meter uitkragen buiten de kolommen.
Hoehoe lastig de consequenties van een simpel idee kunnen zijn blijkt op de verdiepingen, waar de kolommen zijn opgesplitst in twee delen van elk zes meter. Om de doorgaande raamstroken niet te onderbreken moesten deze kolommen ter plekke van de ramen ingesneden worden en in de ontstane gaten zijn bloembakken gemaakt.
Om het concept van het gebouw - een kubus van stroken beton en glas - zo zuiver mogelijk uit te voeren, zijn de ramen zonder kozijnen geplaatst, met het risico dat de krachten van de geveldelen het glas zouden laten barsten. Daarom werd een verende raamconstructie ontwikkeld, waarbij het glas opgespannen is tussen de boven- en onderkant en de veren de werking van de constructie opvangen. Natuurlijk zijn de verticale stijlen zo dun mogelijk gemaakt om de horizontale streep van het glas niet te onderbreken.

Het contrast tussen het zware gebouw en de leegte van het plein rondom is gedramatiseerd in de door Mies van der Rohe (Seagram building, Staatsgalerie Berlin) geïnspireerde glazen entreehal tussen de twee zwart-marmeren schijfkolommen. Het plein loopt door onder het gebouw, wat door de materialisering (glazen wanden, stenen vloer) en het streng binnen en buiten volgehouden stramien van 3x3 meter benadrukt is. De entreehal hoort eigenlijk nog bij buiten en is niet meer dan een luxe tochtportaal, dat permanent onbemand was, maar zorgvuldig bewaakt werd met het spiedende oog van de bedrijfstelevisie. Maximale transparantie is bereikt door 5.80 meter hoge glazen puien zonder tussenstijlen op te hangen. Daarentegen is in het kantoorvolume erboven juist een maximale massiviteit bereikt door de smalle raamstroken. Zo ontstaat het beoogde beeld van een enorme zwevende massa in de ruimte.

Cityvorming
Het gebouw was door zijn moderne vormgeving uitermate radicaal en diende als een voorbeeld voor het toekomstige beeld van Dordrecht. De basis voor die ontwikkeling werd gelegd in 1949, met het besluit van B&W van Dordrecht om de stad te saneren. Ze nodigden Van Tijen en Maaskant uit een saneringsplan te maken voor 'Groot-Dordrecht', een stad met 100.000 inwoners in 1970 in plaats van de 70.000, die ze op dat moment bezat. Het werd een saneringsplan dat in alle opzichten typerend was voor de manier waarop in die jaren over dit vraagstuk werd nagedacht. Om het historische karakter van het stadscentrum te behouden werd de paradoxale redenering gevolgd dat het voor verkeer toegankelijk moest zijn en dat de opoffering van monumenten en straten daarbij voor lief genomen moest worden. Het centrum werd met concentraties van kantoren, bestuursgebouwen en winkels geherprogrammeerd als city en ontsloten via een ringweg, die op een gedempte oude haven werd aangelegd. Vanaf het station zou een brede boulevard 'met allure' naar het centrum leiden.
De vrijstaande plaatsing van het Tomadohuis kwam voort uit de nieuwe ruimtelijke esthetiek die in het saneringsplan besloten lag, zoals Maaskant uitlegde: "Bij de ontwikkeling van Dordrecht en de nieuwe aansluiting aan de bovengenoemde boulevard wordt het bestaande stationsplein te klein van schaal, waardoor een sterke behoefte is ontstaan aan een grootse ruimtewerking."6
Met zijn autonome positie en zijn verblindend witte architectonische uitstraling stamt het Tomadogebouw duidelijk uit de wereld die nog moest komen en niet uit die er was. Het zette zich letterlijk af tegen de oude bebouwing met een smalle bouwstrook, waarin de fietsenstalling, het ketelhuis en de conciergewoning ondergebracht waren. Met deze dikke muur creeërde het Tomadohuis zijn eigen plein en zijn eigen decor, een effect dat nog versterkt zou zijn wanneer de geplande uitbreiding van het complex met een hoekgebouw aan de noordkant uitgevoerd zou zijn. Het gebouw contrasteerde zo sterk met zijn omgeving "dat men zelfs niet van storen (negatief) of van overweldigen (positief) kan spreken: twee stijlen staan bijeen zoals twee mensen met verschillende talen samen kunnen zijn"7, aldus de architectuurcriticus Albert Buffinga. Een plotselinge teergevoeligheid werd tentoongespreid door het sparen van een 'prachtige boom' die op een hoek van het terrein stond en in het nieuwe pleinontwerp opgenomen werd.

Glasplastiek en interieurdesign
Een belangrijke 'culturele bijdrage' aan de stedelijke omgeving die het gebouw wilde leveren was de glazen sculptuur aan de buitengevel, een plastiek van Maaskants vaste glaskunstenaar Joop van den Broek. Het had een gewicht van 15.000 kilo en was opgehangen aan vier bouten van twee centimeter dikte. Net als bij de Tomado-fabriek in Etten-Leur, waar een grote sculptuur van Zadkine boven de entreeluifel hangt, was dit Maaskants invulling van het idee dat architectuur en beeldende kunst een eenheid horen te zijn, zonder dat de kunst slechts een versiering van het gebouw is. Daarom is het kunstwerk niet op een reststuk van het gebouw geplaatst, maar heeft het zijn eigen afgebakende massa, die met een geraffineerde uitbuiging voortkomt uit het hoofdvolume, wat een wonderlijke wulpse uitstulping geeft aan het overigens zo strakke rechthoekige blok.
De opdracht aan Van den Broek was om een voorstelling te maken die overdag aan de buitenkant zichtbaar zou zijn, wat normaal gesproken met glas-in-lood voorstellingen niet zo is. 's Avonds moest het raam van binnenuit verlicht kunnen worden en overdag moest het licht doorlaten naar binnen toe. Om deze paradox op te lossen paste Van den Broek uiterst dun gewalst goud en zilver toe, zo dun dat ze zowel overdag reflecteerden als 's avonds licht doorlieten.

Ook het interieur was opzienbarend. Maaskants bureau had een belangrijke stem in de inrichting, die samen met binnenhuisarchitect Carel Wirtz werd uitgevoerd. Het succes en het welvaren van het Tomado-bedrijf werd zichtbaar in het feit dat op niets bespaard werd.
Inmiddels was er sprake van een soort standaard in kantooruitrusting, die naar Maaskants mening veel te sterk bepaald werd door het gebruik van plastics en kunststoffen. Ter compensatie gebruikte hij in het Tomado-kantoor natuurlijke materialen met een luxe uitstraling zoals wit marmer en donker gepolitoerd notehout. In de entreehal staan de beroemde Barcelona-stoelen van Mies van der Rohe opgesteld en een Tsjechische glasplastiek in een glazen vitrine; in de directiekamer en de comissarissenkamer staat 'de zwaan' van Arne Jacobsen in veelvoud rond de tafels geschaard.8 In de dubbelhoge ontvangsthal bewegen schimmen van mensen achter groene glasprofielen, en staan zitjes van Mies tegen een wand van Japans mozaïek. In deze uiterst kunstmatige omgeving is natuurlijk geen plaats voor groen in een natuurlijke vorm, alleen voor gecultiveerde exotische kamerplanten in een gedesignde bloembak. In de kantoorzalen vormen de lichte lijnen van de TL-bakken in het plafond, samen met de sleuven van de buitenramen, ruimtes van een abstracte perfectie, die vakgenoten deden huiveren. Men vond het "te verzorgd en te onaantastbaar",9 men vond het "een bouwkundige mep op het hoofd en een levensgrote maquette"10.
Daaraan droeg het elementaire karakter van de architectonische compositie sterk bij: de horizontale witte lijnen, de onaantastbare positie op het plein, de moeiteloosheid waarmee het gebouw op twee schijven staat, de moduul van drie meter die strikt volgehouden is van vloer tot plafond en van plattegrond tot pleininrichting.
Critici vonden dat Maaskant de verfijning van het interieur had laten prevaleren boven het scheppen van een menselijke entourage en beschuldigden hem ervan de esthetiek van de architectuur te gebruiken om een einde te maken aan de individualiteit van de gebruiker.
Inderdaad vroeg het gebouw enige aanpassingen van de werknemers. Uit ontzag en respect voor de perfectie die was nagestreefd door de architect, de kunstenaars en de opdrachtgever, werd het personeel gevraagd zich te schikken in de beperkingen die aan de individuele vrijheid werden opgelegd: het lopen op naaldhakken was verboden vanwege de plastic vloeren, evenals lopend roken, vanwege de as die de vloer zou kunnen beschadigen; "het beplakken van de muren met prentbriefkaarten van collega's op vakantie is ongewenst en de garderobe bij de personeelsingang is verplicht, om ontsierende jassen- en hoedenverzamelingen in het fraaie kantoor te voorkomen."11
Op de foto's is trouwens duidelijk te zien dat het vrouwelijke personeel toch de in die tijd onvermijdelijke naaldhakken draagt.

Kunstmatig klimaat
De gadgetkoning van der Togt kwam na een reis naar Amerika tot de conclusie dat in zijn gebouw de nieuwste technologische mogelijkheden aangewend moesten worden om van het kantoor een volledig geautomatiseerde, comfortabele, efficiënte en menswaardige omgeving te maken.
"Bouwen wordt tegenwoordig wel ingewikkeld""schreef Maaskant in zijn toelichting "Behalve water-, riolering- etc. en brandleidingen met de bijbehorende trafo-, schakel- en bedieningsruimten bevat het gebouw de volgende installaties:
1. Verwarming en airconditioning
2. Licht en kracht
3. Personenlift
4. Aanvoerlift (kantine) met buiten aan- en afvoer
5. Postlift, met buiten aan- en afvoer
6. Roltrappen met elektrisch oogbediening
7. Telefoon en telex
8. Volautomatisch bestuurde buizenpost
9. Elektronisch luidsprekende communicatie
10. Inductieve personenoproep
11. Noodstroonaggregaat
12. Radio en televisie. Centraal antennesysteem voor radio en televisie
13. Bliksembeveiliging (aardelektroden)
14. Glazenwaskabine
15. Venetian blinds, zowel horizontale als verticale, met elektrische bediening
16. Klokken
17. Bordenwasmachine
18. Keukeninrichting
19. Compactus archiefsysteem (elektr.)
20. Koel- en diepvrieskasten
21. Sanitaire verbrandingsoventjes12
22. Drinkfonteintjes met gekoeld water (elektr.)
23. Vuilstortkoker13

Maaskant was zich er terdege van bewust hoezeer de techniek in het gebouw tot discussie zou leiden: "Wij zijn ons ervan bewust dat dit gebouw misschien geen revolutionaire gedachten bevat, maar toch wel een probleem stelt. In de Randstad Holland, waar de grootste bevolkingsconcentratie in de wereld is, gaat de cultuur de natuur verdringen. Wij kunnen onze groeiende bevolking niet kwijt door alle kleine stadjes en dorpjes op te pompen. Wij zullen, wanneer wij willen zorgen dat ons land niet verkankert door allerlei kleine bouwwerken, het overgrote gedeelte van de bevolkingsaanwas moeten concentreren in onze steden. De mensen die daarin komen te wonen, zullen in sterke mate de typische cultuur van de stedeling krijgen. Waarschijnlijk zullen onze kleinkinderen dan ook even gemakkelijk het verschil kunnen zien tussen twee soorten neonlicht als tussen twee soorten bomen. Dit is de prijs die wij aan de techniek moeten betalen - dezelfde techniek die wij nodig hebben om niet te verhongeren."14 Hij voegde er nog aan toe dat het Tomadohuis niet alleen om techniek gaat, en zeker niet om een overheersing van de mens door de techniek, maar wél om "de mensen die erin werken in een omgeving te plaatsen, die hun zal doen geloven in de mogelijkheden van het technisch kunnen van onze generatie".15

Het hier veronderstelde verband tussen de groei van de techniek en de groei van de stedelijke cultuur zag Maaskant als een noodzakelijke en niet te vermijden ontwikkeling; niet positief of negatief, maar een deel van de werkelijkheid.
Hoe controversieel het onderwerp was, maar ook hoezeer de technische vooruitgang nog terra incognita was, wordt gedemonstreerd door de discussie over de verlichting, dat een essentieel deel vormt van het architectonische concept van het Tomadokantoor. In de eerste plaats omdat dat concept gebaseerd is op kunstlicht; de ramen zijn er alleen voor het uitzicht. Buffinga vroeg zich naar aanleiding hiervan serieus af of de verlichtingstechniek al wel ver genoeg gevorderd was: "Naar ik mij van technisch onderlegde zijde heb laten vertellen, wordt men van de huidige buislampen op den duur kaal".16
De reactie van (de kale) Maaskant luidde: "Men mag van mij, gezien mijn schamele haardos, niet verwachten dat ik het bestrijdingsmiddel voor kaalhoofdigheid ken. Ik ben er echter van overtuigd, dat de laatste mogelijkheid om het gedeelte van de mensheid dat zonder 'luminated ceilings' kaalhoofdig is geworden, tot krullebollen om te vormen, de veel gesmade techniek zal zijn".17
Nu de techniek een kunstverlichting bood die superieur was aan de grauwe Hollandse luchten, moest de architect daaruit zijn conclusie trekken. Die van Maaskant was dat verlichting en lichttechniek niet langer een toevoeging aan de architectuur waren, maar een essentieel onderdeel ervan. Dat bleek ook uit de rol die de ononderbroken rij TL-buizen in de vensterbanken speelde in het beeld van het gebouw: overdag een witte massa met smalle donkere lijnen, 's avonds het omgekeerde beeld waarin de massa van het gebouw oploste tegen de donkere lucht en er van het gebouw niet meer overblijft dan zes hel stralende lijnen.

De onvermijdelijke techniek
Hoewel de toenemende rol van technologie in het dagelijks leven slechts een onderdeel was van een complex aan veranderingen die de naoorlogse maatschappij vormden, was juist de techniek een van de meest omstreden aspecten van de vooruitgang. De kritiek van Buffinga naar aanleiding van het Tomado huis over de dreigende overheersing van de mens door de techniek en het unheimische gevoel dat vakgenoten kregen bij aanblik van het gebouw kunnen we alle beschouwen als de naweeen van de discussie over automatisering. Dergelijke geluiden werden gevoed door de situatie in Amerika, waar de automatisering al veel verder was voortgeschreden. Daar bestond onder de werkende bevolking de (reeele ) angst dat automatisering zou leiden tot een tweede industriële revolutie, die voor massaontslagen zou zorgen en mensen overbodig zou maken, zoals al gebeurd was in de Fordfabrieken in Detroit. Automation was de tweede grote angst na de vrees voor het uitbreken van een atoomoorlog met de Russen.18

De waarschuwende geluiden tegen de onmenselijke techniek vonden een voedingsbodem in het feit dat na de oorlog een groeiende belangstelling ontstond voor de psychotechnische benadering van de werkomgeving. Al in het interbellum waren in het kielzog van de groeiende en zich professionaliserende kantorensector de nieuwe bedrijfstakken van het organisatieadvieswerk en de psychotechniek ontstaan. Men deed onderzoek naar de 'psychotechniek van de schrijfmachine' en de invloed van de inrichting van de werkplek op het functioneren van het personeel. De psychotechniek richtte zich tegen de in het interbellum populaire Taylorisatie, omdat die de psychologische factoren van het werk (lees: de mens) ondergeschikt maakte aan 'de stopwatch'.
De grootste oorzaak van het onbehagen tegenover het Tomado-hoofdkantoor lijkt te zijn geweest dat het gebouw niet alleen zélf efficiënt was, maar dat het ook zijn gebruikers tot efficiënt gedrag manipuleerde,zelfs dat het de kantoorklerken transformeerde tot robots.

Opvallend is hoe snel aan het eind van de jaren vijftig de apocalyptische uitspraken over de gevolgen van automatisering verstomden. Door de krapte op de arbeidsmarkt werd de automatisering plotseling als een hulpmiddel in plaats van als een bedreiging gezien. Bovendien bestond ook onder de critici het gevoel dat de technologische ontwikkeling niet tegen te houden was en dat een wezenlijke kritiek op dit proces de criticus buitenspel zou zetten in het pragmatische Nederlandse milieu. Ook Buffinga beperkte zich bij zijn beschrijving van het Tomadohuis tot het uitspreken van een unheimisch gevoel, terwijl hij toegaf dat de werknemers zich binnen een paar maanden aangepast zouden hebben zonder dat hun 'wezen' noemenswaardig beinvloed zou zijn. Uiteindelijk kwam hij er niet onderuit het experiment van het Tomadohuis te bestempelen als een 'belangwekkend' experiment.
Bovendien zien we juist ook in het Tomadohuis een doorwerking van de ideeen over human relations en de psychotechniek. In de verzorging van het interieur en de collectieve ruimtes en de aandacht die aan de persoonlijke werkplekken was gegeven, spreekt een bijzondere zorg voor het personeel. Ook de vele vierkante meters die men per persoon bezat (in het Tomadohuis werkten slechts 145 mensen) lag in het verlengde van het opkomende personeelsbeleid en management. Een goede werkomgeving en arbeidsomstandigheden waren bepalende factoren in het werven van personeel op de krappe arbeidsmarkt (Nederland bezat rond 1960 een vrijwel volledige werkgelegenheid). Van der Togt kon dan ook stellen: "Ik geloof dat schoonheid en perfectie aan levensvreugde en stimulatie zeker terugbetalen wat ze aan investering hebben gekost".19 En Maaskant: "Een werkelijke stijging van de arbeidsprestaties kan men alleen bereiken door ideale werkomstandigheden".20

Automaat
In de techniekgeschiedenis gebruikt men de term regime-shift om een belangrijke verandering aan te duiden in de techniek, die men definieert als het brede systeem van gedragspatronen, gebruik, regels, technieken, instituties, kennis en productieprocessen21. Een voorbeeld is de overgang van ponskaart naar computer, van analoge naar digitale processen. In meerdere opzichten is ook bij het ontwerp van Tomado sprake van een regime-shift in de architectonische discipline in de zin dat het gebouw een duidelijke breuk betekent met het vooroorlogse modernisme. Hoewel het Tomadohuis als functionalistisch en modern omschreven werd, ging toch hét adagium van het modernisme, licht, lucht en hygiene, en alles wat daarmee samenhing, overboord. Het modernisme stond voor een bepaalde levenshouding, voor een opvoedkundig element in de architectuur, was verbonden met emancipatoire uitgangspunten voor de arbeider, met een onderschikking van vorm aan functie, etc. In Tomado is geen licht, maar kunstlicht; er is geen lucht, maar airco; er is geen kraan om af te wassen, maar een automatische bordenwasmachine; niet het uitzicht is het belangrijkste contact met de buitenwereld, maar de telefoon en telex. Tenslotte is de functionaliteit van het gebouw gevat in een allesomvattend formeel en esthetisch systeem. Het is geen opvoedkundig gebouw dat de werknemer op een hoger ontwikkelingspeil wil brengen, maar een gebouw dat een hoger ontwikkelingspeil veronderstelt. Het emancipeert niet, zoals de Van Nelle fabriek in Rotterdam uit 1929, maar declameert de nieuwe tijd. Behalve als een zelfdragende carosserie kunnen we het gebouw zien als een automaat, waarin alle functies van het kantoor zoveel mogelijk geautomatiseerd en geëlectrificeerd zijn. Het is geen Corbusiaanse machine à travailler, maar een zelf-functionerende machine .

Sommigen waren in argwanende verwondering over het Tomado huis, zoals de journalist van het tijdschrift Goed Wonen, die het gebouw besprak en de portier op de eerste verdieping vergeleek met Orwells Big Brother: "Via een nauwelijks opvallend televisie-oog bekijkt hij vandaar de reusachtige entreehal beneden, waar een direct achter de ingang verborgen automaatje hem opmerkzaam maakt op iedere bezoeker. "Goedemiddag, meneer", zegt het oog met een damesstem, als je nog maar nauwelijks binnen bent en tevergeefs naar een portier uitkijkt. "Wilt u naar de eerste etage komen?" Ik werd door die ogenschijnlijk van niemand afkomstige begroeting in verwarring gebracht en liep de verkeerde richting uit, maar het oog zei dadelijk: "Andere kant, meneer". En alsof dat nog niet genoeg was: de liftdeuren openden zich vanzelf en het vervoermiddel zette zich al in beweging toen mijn rechterwijsvinger nog slechts had gewezen naar het knopje met het cijfer 1 er op. Er ging dadelijk een lichtje achter branden om mij te beduiden, dat het aanraken van die knop geheel overbodig was."22

Buffinga bestempelde het kunstmatige aspect van het gebouw als een vorm van cynisme ten opzichte van de buitenwereld en de natuur; in zijn ogen zou Maaskants voorstel leiden tot een overheersing van de mens door de techniek. Argumenten voor die stelling waren er te over: iedere verdieping heeft zijn licht- en jaloeziecommandant, die de TL en de Luxaflex (32 meter lang over de volle breedte van de gevel) bedient, die moet bepalen of de Venetian Blinds omhoog of naar beneden gaan, of ze veel licht doorlaten of weinig. De roltrappen voor het personeel zetten zich vanzelf in beweging wanneer er iemand nadert en op een electrisch tableau moet de werknemer met knopjes aan de telefoniste doorgeven of hij in dan wel uit is. De individuele wensen van de werknemer werden in de ogen van de critici ondergeschikt gemaakt aan de rationaliteit van het bedrijf.

Zoals gebruikelijk is bij de overgang naar een nieuw technisch regime is ook het Tomadohuis niet in alle facetten -zowel in de toegepaste techniek als in ontwerptechniek- even sterk. Alles werd hier voor het eerst uitgeprobeerd, alles was een experiment. De manier waarop het gebouw gebruikt ging worden was nog niet duidelijk, de manier waarop de constructie, de verende ramen of de hangende glasplaten zich zouden houden moest afgewacht worden. Of het zou bevallen, zo'n kunstmatige, geklimatiseerde en volledig geautomatiseerde werkomgeving viel nog te bezien.
Het overgangskarakter van dit gebouw laat zich ook aflezen aan het feit dat veel specialismes, die later verzelfstandigd zouden worden, nog op het conto van de architect kwamen: de verlichting of het systeemplafond werden nog steeds door het bureau zelf ontworpen. Daarin bestaat een continuiteit met het 'oude' regime, zoals doornen van rozentakken die terugkeren in prikkeldraad.
In de doorsnede van het plafond en de gevel zien we hoe aan de technische voorzieningen vorm werd gegeven. Het systeemplafond bestaat niet uit standaard platen, maar is strak afgewerkt met gespannen kunstleer. Om de leidingen boven het plafond te kunnen bereiken moesten de reflectoren van de TL-bakken scharnierend worden gemaakt, zodat ze naar boven konden openklappen. In de doorsnede van de gevel zijn de airco, de verwarming en de jalouziën verwerkt. Al deze elementen, die later standaard te bestellen waren bij de installatiebedrijven, moesten hier nog speciaal ontworpen worden. Pas later werden deze dingen als aparte specialismen toegevoegd aan de architectuur, en ontwikkelde zich een nieuw 'regime' in kantoorontwerp. Het toepassen van airco en systeemplafonds, het integraal meeontwerpen van verlichting, de inpassing van allerlei apparaten en electrische bediening zijn gemeengoed geworden, maar dan in een gestandaardiseerd kantoor met een middengang en twee rijen kamers en een constructie van een betonskelet en vliesgevel.

De combinatie van experimentele factoren in kantoor, ontwerp en uitrusting is uniek bij Tomado en is in deze concentratie niet herhaald. Dit is overigens een kenmerk van verschillende van Maaskants gebouwen, die een pioniersrol vervulden. Het lijkt alsof het Maaskant en zijn bureau nieuwe standaardtypes wilde ontwikkelen, maar uiteindelijk zijn het Groothandelsgebouw, het Technicon scholencomplex, het Tomadokantoor en de Tomadofabriek prototypes die zo experimenteel zijn dat ze niet voor herhaling vatbaar waren. Het zijn stuk voor stuk unica gebleven zoals designer-auto's van de Volkswagen Karman Gia of de Peugeot Pinin Farina de luxe en exclusieve versie waren van de gewone standaard massa-versie en altijd beperkt bleven tot een kleine oplage. Het Tomadokantoor is niet de ontwikkeling van een typologie, het is uitzondering, een monument voor Tomado.

Noten
1. Kranteartikel over het Tomado-concern zonder naam en datum /
2. Idem /
3. Idem /
4. H.A. Maaskant, 'Het Tomadohuis te Dordrecht', Bouwkundig Weekblad 1962 nr.12, 254 /
5. H.A. Maaskant, 'Het Tomadohuis te Dordrecht', Bouwkundig Weekblad 1962 nr.12, p.245. Overigens paste ook Maaskant het principe van de curtain wall in latere bouwwerken sporadisch toe. /
6. H.A. Maaskant, 'Tomadokantoor te Dordrecht', Bouw 1958 nr.36, p.926 /
7. A. Buffinga, 'Tomadohuis kritisch bezien', Bouw 1962 nr.24, 84 /
8. De plastiek was afkomstig van de Wereldtentoonstelling in Brussel (1958), waar Maaskant Van der Togt had aangeraden het ding aan te schaffen onder het motto: "Koop het, we kunnen het altijd gebruiken" (Bouw 1962 nr.24, 848). Wim van der Weerd van bureau Maaskant hergroepeerde het tot de plastiek in de hal van het Tomado-kantoor. /
9. 'Architecten over het Tomado-kantoor', Bouw 1962 nr 44, p.1608 /
10. F.E. Röntgen, 'Het Tomadohuis te Dordrecht', Polytechnisch Tijdschrift 7-9-1962, p.706b /
11. Pol Kleijn, 'Het Tomadohuis in Dordrecht', Goed Wonen 1962 nr.7, p.210-211 /
12 Deze waren bedoeld voor het verbranden van damesmaandverband! /
13. Idem, p.246 /
14. H.A. Maaskant, Tomadokantoor te Dordrecht', Bouw 1958 nr.36, p.928 /
15. Idem /
16. 'Kaal', Bouw 1958 nr.43, p.1119 /
17. Idem /
18. Techniek in Nederland in de twintigste eeuw, kantoor en informatietechnologie, Zutphen 1998, p.299 /
19. Pol Kleijn, 'Wonen buiten de woning. Het Tomadohuis in Dordrecht', Goed Wonen 1962 nr.7, p.210 /
20.'Kaal', Bouw 1958 nr.43, p.1119 /
21 Zie hiervoor Techniek in Nederland in de twintigste eeuw, kantoor en informatietechnologie, Zutphen 1998, hfst.2: methode en opzet van het onderzoek, p.37-51 /
22. Pol Kleijn, 'Wonen buiten de woning. Het Tomadohuis in Dordrecht', Goed Wonen 1962 nr.7, p.210



menu