De Nederlandse Spoorwegen is sinds de Tweede Wereldoorlog één van de meest vooruitstrevende en productieve opdrachtgevers van architectuur geweest die Nederland heeft gekend. De meer dan 150 stations die sinds 1945 zijn gebouwd vormen een egaal over Nederland verspreide architectuurcollectie waarin niet alleen de ontwikkeling van het personenvervoer zijn weerslag heeft gekregen, maar ook de ontwikkeling van de visie van de Nederlandse Spoorwegen op haar taak als vervoerder en als opdrachtgever, maar vooral de ontwikkeling van de publieke bouwkunst. Uiteraard is deze verzameling gebouwen in eerste instantie divers: sommigen nieuwe stations vervingen verwoeste of verouderde stations, anderen waren nieuwe stations voor nieuwe wijken, groeikernen en steden, sommigen pretendeerden een net zo monumentale aanwezigheid in de stad te hebben als voor de oorlog het Centraal Station van Amsterdam of dat van Groningen, met anderen is gezocht naar de meest efficiënte standaardoplossing om reizigers beschutting tegen weer en wind te geven bij het wachten op de trein. Sommige stations leggen de nadruk op de functionele schoonheid van het vervoer en van de constructie; anderen halen alles uit de kast om het gebouw haar rol als een representatie van publieke waarden in de stad te laten spelen, met ornament en monumentaliteit. Bovendien zijn sommige gebouwen buitengewoon populair, terwijl van anderen niemand behalve de meest doorgewinterde specialist of architectuurfreak, begrijpt wat de waarde van dit gebouw zou kunnen zijn.