Er bestaat geen enkele twijfel over de cultuurhistorische waarde van de Lijnbaan. Wat betreft haar architectuur is zij van wereldwijd belang en vanaf haar opening in 1953 bezit zij een status die alleen te vergelijken is met die van de Van Nelle fabriek van Brinkman & Van der Vlugt, het Rietveld Schröder-huis van Gerrit Rietveld en het Burgerweeshuis van Aldo van Eyck. Wat betreft haar stedenbouw komt zij voor in alle internationale handboeken over twintigste-eeuwse stedenbouw vanwege drie redenen. Ten eerste is zij een van de weinige voorbeelden van de wederopbouw van een gebombardeerd stadscentrum door middel van een moderne architectuur die geen poging doet de vorm en het beeld van de oude stad te benaderen. Daarmee heeft zij Warschau, Le Havre, Londen, Berlijn, Münster en ook Middelburg achter zich gelaten. Ten tweede is zij een van de eerste winkelwandelgebieden ter wereld en daarom van een enorme invloed geweest op de bouw van winkelcentra over de gehele wereld. Ten derde is zij een van de eerste echte alternatieven voor het aloude gesloten stadsblok dat honderden jaren de enige typologie is geweest waarmee steden en wijken konden worden opgebouwd. In de Lijnbaan zijn de elementen waar het stadsblok uit bestaat op onnavolgbare manier uit elkaar gehaald en weer in elkaar gezet, met als gevolg een dichtbebouwd stuk stad, open en transparant, waarin gewerkt, gewoond, gerust en gewinkeld wordt met alles op zijn ideale plek.