Paul van den Bergh over Post-Growth City

30 May 2024

Paul van den Bergh, schreef voor het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie een beschouwing van projecten binnen de Regeling Architectuur. Hij richt zit op projecten die grenzen aan groei accepteren als een gegeven en welzijn en verduurzaming prioriteren boven economisch gewin. Als algemeen kader voor zijn beschouwing gebruikt hij het Post-Growth City concept, afkomstig uit het ontwerpend onderzoek in uitvoering van BURA en Crimson.

Vrije denkruimte 
De rijkste één procent van de wereldbevolking bezit, consumeert en vervuilt meer dan de armste helft van de wereldbevolking, meent Selçuk Balamir, ontwerper en docent aan de Willem de Kooning Academie in No such things as poverty. In dit essay over de relatie tussen design en armoede stelt hij dat zolang het systeem waar we allemaal deel van uitmaken niet op de schop wordt genomen, armoede blijft bestaan. Ook blijven in het huidige systeem collectieve rijkdommen die niet als privébezit kunnen gelden - zoals schone lucht en water, recht op land, en vrijheid en gelijkheid tussen mensen en al het andere leven – ontoegankelijk voor de grote meerderheid. 

Willen we ontwerpen voor een wereld zonder armoede, dan moeten we voorbij het kapitalisme ontwerpen, betoogt Balamir: ‘Unless design can imagine and usher in the end of capitalism, it cannot meaningfully realise any of its do-good ambitions.’ Dat dit niet zo eenvoudig is, schetst de Britse cultuurcriticus Mark Fisher. In 2008 muntte hij de term kapitalistisch realisme voor een groter gedeeld gevoel dat het kapitalisme het enige levensvatbare en economische systeem is, en dat het inmiddels onmogelijk lijkt om er een alternatief voor te bedenken. Volgens Balamir zorgt dit kapitalistisch realisme voor verbeeldingsarmoede in het ontwerpdomein. We kunnen ons geen voorstelling maken buiten het huidige systeem, terwijl we pas richting geven aan verandering wanneer het einddoel bekend is. Onze ontwerpen moeten daarom zowel visionair als richtinggevend zijn, want we zijn volledig verstrikt geraakt in onze huidige systemen.

Veel ontwerpers zoeken naar ruimte binnen de markt om de waarden die zij nastreven tot uiting te brengen. Vergroening drukken zij bijvoorbeeld uit in ‘potentiële opbrengst’ en ‘waardevermeerdering.’ Dat ontwerpen worden voorzien van dit soort kapitalistische terminologie is een uitvloeisel van het gebrek aan vrije denkruimte. Toch zijn er wel degelijk lichtpuntjes. Instanties zoals het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie kunnen ontwerpers (een stukje) vrije denkruimte geven. Wanneer we naar de projecten met een post-kapitalistische of een andere aanverwante bril kijken, kunnen we een onderstroom in de ontwerpwereld ontdekken die vorm probeert te geven aan alternatieve systemen om een nieuwe ruimtelijke toekomst van Nederland voor te stellen.

Post-growth city: op zoek naar nieuw modellen 
De Club van Rome toonde al in 1972 de grenzen aan van ons groeimodel. Deze grenzen tekenen zich in Nederland steeds duidelijker af. Voor een van de dichtstbevolkte landen ter wereld met een tekort aan bijna een miljoen woningen, gecombineerd met een stikstofcrisis, zeespiegelstijging, falend duurzaamheidsbeleid en een aanstaande energietransitie, is business as usual geen optie. Als we de grenzen aan groei accepteren als een gegeven en welzijn en verduurzaming prioriteren boven economische groei, hoe ziet Nederland er dan uit? 

De Post-Growth City (PGC) is het work in progress denkmodel van BURA en Crimson dat een mogelijk antwoord biedt op veel van de nationale en mondiale wicked problemsPost-growth staat voor behoud of zelfs groei van brede welvaart (alles wat mensen van waarde vinden: materiële welvaart, gezondheid, onderwijs, milieu en leefomgeving, sociale cohesie, persoonlijke ontplooiing en veiligheid) zonder de negatieve impact die de huidige economie van groei en consumentisme met zich meebrengt. BURA en Crimson definiëren de post-growth city als volgt: ‘Een stad of regio die de groei faciliteert van alle activiteiten en producten die bijdragen aan de regeneratie van het ecosysteem en het sociale welzijn verbeteren, en die inzet op een sterke vermindering van alle activiteiten en producten die een negatieve impact hebben op het milieu en het sociale welzijn.’

Ooit was ruimtelijke ordening een taak van de overheid en woningbouw het domein van stedenbouwkundigen en architecten. Maar inmiddels is bijna alles in onze gebouwde omgeving koopwaar of privé-eigendom: wonen, onderwijs, energie, zorg, vervoer. Economische groei als doel heeft geleid tot perverse prikkels en acties die niet onze brede welvaart dienen, maar wel ingrijpende gevolgen hebben voor nutsvoorzieningen, gezondheidszorg, onderwijs en wonen. Belangrijke nutsvoorzieningen zijn geprivatiseerd, ziekenhuizen, scholen en woningcorporaties zijn gefuseerd tot grote 'efficiënte' bedrijven, niet met het doel om betere zorg of scholing te bieden, maar om kosten te besparen, met alle gevolgen van dien.

Groeiende steden spelen een grote rol in ecologische destructie. De stad is voor haar (economische) voortbestaan afhankelijk van groei, waardoor gemeentes grond en gebouwen aan de hoogste bieder verkopen. Kapitaal stroomt voornamelijk naar plekken waar het meeste rendement te behalen valt. Ongelijkheid tussen buurten en wijken groeit, vaak met gentrificatie tot gevolg. De meeste ontwikkelingen bestaan uit energie- en materiaal-intensieve nieuwbouwprojecten, die vooral bereikbaar zijn voor de hogere middenklasse. Deze projecten worden vaak buiten het stedelijke gebied gebouwd, wat goedkoper en sneller is voor de ontwikkelaar, maar waarvan een deel van de maatschappelijke kosten (milieuvervuiling, verlies van open ruimte, mobiliteit) door de gemeenschap wordt gedragen.

Read more here


Paul van den Bergh is architect, gastdocent en stedenbouwkundig adviseur bij de gemeente Voorschoten.
menu