De goede reputatie die de Nederlandse stedebouw geniet heeft zij te danken aan de beroemde ontwerpen voor woonwijken en stadscentra van ontwerpers als Berlage, Van Eesteren en Van Traa. Het zijn ontwerpen die gecommissioneerd werden door de overheid, en ook de uitvoering ervan werd door uitgebreide bureaucratische en financiële constructies begeleid. Het zijn daarmee Gesamtkunstwerke van de stedebouw en de politiek. In de historiografie gaat deze vorm van stedebouw door voor dè stedebouw. Industriegebieden komen dan ook niet vaak in de geschiedenisboeken voor.
De stedebouw die een industriewijk voortbrengt voldoet aan geheel andere regels dan het ontwerp van een woonwijk. De ecologie van de industrie bestaat uit een systeem van machines, draaicirkels, raccordementen, vrachtauto's, kantines, treinen. De overwegingen die ten grondslag liggen aan het stedebouwkundige plan zijn letterlijk onmenselijk, want ze hebben te maken met transport en vervoer, locatiekeuze, aansluiting op weg en spoor, bedrijfsvoering, daglichttoetreding.
De planning gaat volgens een principe dat je verder alleen in kantoorparken en in restzones langs de snelweg en in andere vergeten perifere gebieden ziet. Aan de basis ervan liggen berekeningen over de meest efficiënte verkaveling en de beste infrastructuur; de bouw van bedrijven wordt aan de eigenbouwers overgelaten. Deze stedebouw lijkt nog het meest op die uit de negentiende eeuw, toen eigenbouwers binnen de door de overheid uitgezette verkaveling en infrastructuur ieder hun huizenblokje neerzetten.
In de industriewijken zien we niet -zoals in woonwijken - een langzaam voortschrijdende voltooiing van het stedebouwkundige plan, geen straten die tegelijk gebouwd worden, er is geen andere samenhang tussen de gebouwen onderling dan dat ze allemaal van dezelfde bouwsystemen of goedkope gevelpanelen gebruik maken, er is geen strakke rooilijn. Er is een veld met de lijnen die door wegen, havens en sporen uitgezet worden en er zijn bedrijven die nu eens hier, dan weer daar, een plekje in bezit nemen. De losse plukjes industrie weerspiegelen de werking van de markt in tegenstelling tot de geoliede productie van massale volkswoningbouw door de overheid.
Toch is Spaanse Polder méér stad dan andere industriewijken en zelfs méér stad dan sommige woonwijken. Hier bestond de ambitie om met het beperkte programma een stedelijke omgeving te maken, met een centrum, recreatievelden, bomen, vista's, winkels, plantsoenen en een zwembad.
Er is ook architectuur. Bekende architecten hebben hier - door de vakwereld - gewaardeerde gebouwen neergezet. Die werken zijn door de gebruikers echter voortdurend aangepast aan hun permanent veranderende eisen. Hier bestaat alleen de traditie van de korte duur. Net als in de haven of op andere bedrijfsterreinen is de architectuur volkomen ondergeschikt aan de economische bedrijfsvoering.
Een ideale industriewijk met een hoge dichtheid aan bedrijvigheid en sociale activiteiten, met een stedelijk beeld en karakter, met een sfeer van harmonie en netheid, met Architectuur, is het nooit geworden. De Spaanse Polder is dus een mislukking. Maar wel een mislukking met restanten van geniale, vergezochte en idealistische ideeën, met een wens tot stedelijkheid en een ambitieniveau dat voor de toekomst van dit langzaam voortpruttelende gebied een voorzet kan geven.
read: City of Industry